Elleboogdysplasie

Aansluitend op de bevindingen rondom heupdysplasie (HD) komen we bij een tweede erfelijke afwijking die ook op de Zwitserse Witte Herder van toepassing is, namelijk elleboogdysplasie (ED). Net zoals bij HD speelt de erfelijke factor een rol, hoogstwaarschijnlijk polygenetisch, echter bij het ‘al of niet’ ontwikkelen van ED zijn de invloeden van voeding en beweging van groot belang.

Volgens de laatste onderzoeken en bevindingen speelt de milieufactor een bijzonder grote rol in de ontwikkeling van ED bij de jonge hond en de ernst daarvan, deze is veel groter dan aanvankelijk werd gedacht. Ook hier zijn goede voeding en beweging belangrijk als het gaat om de hond vrij te houden van het ontwikkelen van de aandoening, ook als hij de erfelijke aanleg heeft meegekregen.

Uiteraard is het niet de bedoeling om alle blaam te werpen op milieu, maar wel is er de noodzaak om nieuwe pup eigenaren te doordringen van het belang de pup optimaal uit te laten groeien met de juiste voeding en de juiste beweging. Een (te) snelle groei en verkeerde beweging – overbelasting – zou het risico om ED te ontwikkelen vergroten. Ook is door onderzoek duidelijk geworden dat bij ouders met ED de pups een groter risico hebben om zelf ED te ontwikkelen. ED wordt tegenwoordig gezien als één van de meest voorkomende orthopedische problemen bij grote en middelgrote rassen. In feite is het een groeistoornis die op jonge leeftijd voorkomt en chronische kreupelheid kan veroorzaken.

a. humerus (opperarm)

b. radius (spaakbeen)

c. ulna (ellepijp)

d. processus anconeus

e. processus coronoideus

Wat is ED
De term “elleboogdysplasie” (ED) omvat een aantal onderling onafhankelijke afwijkingen die alle in het ellebooggewricht optreden en vooral voorkomen bij jonge honden van grotere rassen. Deze afwijkingen veroorzaken pijn en leiden uiteindelijk tot invaliderende osteoarthrose van het aangetaste gewricht.

Er zijn meerdere verschijnselen die onder de noemer ED vallen.

LPA: Los Processus Anconeus ; Tijdens de verbening treedt verval op van het kraakbeen, waardoor het processus anconeus losraakt.
LPC: Los Processus Coronoïdeus; Tijdens de verbening van het processus coronoïdeus op de leeftijd van 4 tot 5 maanden kan het losraken door een ontwikkelingsstoornis, overbelasting en/of overgewicht.
OCD: Osteochondrosis Dissecans; een los stukje gewrichtskraakbeen afkomstig van de humerus.
Inc: Elleboog Incongruentie; onder incongruentie van het gewricht verstaan we het hoogteverschil tussen de ellepijp en het spaakbeen.
Arthrose; de losse stukjes bot of kraakbeen in het geval van LPA, LPC of OCD irriteren het gewricht en veroorzaken pijn, gewrichtsontsteking en uiteindelijk osteoarthrose. Elleboog Incongruentie veroorzaakt schuifkrachten op en mogelijke losraking van het processus anconeus of coronoïdeus, met als gevolg LPA of LPC. Incongruentie veroorzaakt ook te zware belasting van een kleiner draagvlak van het gewricht, waardoor het kraakbeen wordt aangetast met als gevolg pijnlijke gewrichtsontsteking en uiteindelijk osteoarthrose.

Een hond met één aangetaste elleboog zal ergens tussen 4 en 6 maanden beginnen te kreupelen. Als beide ellebogen door ED zijn aangetast, dan zullen de enige indicaties waarschijnlijk een korte paslengte en een tegenzin om te rennen en te spelen zijn. Bij klinisch onderzoek kan men een licht gekraak horen of voelen als het gewricht wordt bewogen. LPA, OCD en Incongruentie kunnen zichtbaar gemaakt worden op drie verschillende radiologische opnamerichtingen. LPC is in de beginfase moeilijk te zien en wordt pas duidelijker zichtbaar als zich tekenen van osteoarthrose ontwikkelen.

Operatieve verwijdering van irriterende losse fragmenten (LPA, LPC, OCD) of operatief vastzetten van het LPA en chirurgische correctie van incongruentie zijn geïndiceerd in de meeste gevallen van milde osteoarthrose. Bij ernstige osteoarthrose van het ellebooggewricht is de prognose voor volledig herstel matig tot slecht. Niet-operatieve behandeling van osteoarthrose omvat verminderde dagelijkse inspanning, beperking van lichaamsgewicht en medicatie om kraakbeengroei te bevorderen, gewrichtsontsteking te remmen en pijn te verminderen.

De verschillende vormen van ED zijn enigszins rasgebonden; dat wil zeggen dat een bepaalde vorm van ED meer voorkomt bij een bepaald ras. Bij LPA ontstaat er een groot, niet vastgegroeid of verkeerd vastgegroeid botstuk aan de bovenzijde van het gewricht. Dit veroorzaakt instabiliteit waardoor de interactie tussen de humerus (opperarmbeen) en de elleboog verkeerd gaat. Met name de Zwitserse Witte Herder en zijn gekleurde broeder de Duitse Herder zijn gevoelig voor deze vorm van ED. Bij Rottweilers en Berner Sennenhonden ziet men vaker LPC, een klein stukje bot dat los zit aan de binnenzijde van het gewricht. Bij een aantal andere rassen waaronder de Labrador Retriever en de Golden Retriever, komen we vaak een mengbeeld van LPC en het loslaten van een stukje kraakbeen aan de binnenzijde van het gewrichtsvlak van de opperarm (medial condyle) tegen; dit noemen we OCD.

ED-0: perfecte ellebogen
ED-3: LPA, OCD en ernstige osteoarthrose

Symptomen
Honden met ED kunnen op jonge leeftijd kreupelheid vertonen; dit hoeft echter niet. Vooral als het om LPA, of een beiderzijds probleem gaat is er vaak geen sprake van kreupelheid. Soms wordt deze vorm van ED pas zichtbaar op een leeftijd van vijf tot zeven jaar, soms nooit. Deze kreupelheid kan tijdelijk of met tussenpozen zijn. Springen en snelle wendingen kunnen de kreupelheid tevoorschijn brengen en/of verergeren. Meestal is er ook een bewegingsbeperking en een lichte zwelling in de elleboog aanwezig. Die zwelling kan worden waargenomen door de elleboog aansluiting te betasten. Om ED en de vorm daarvan vast te stellen, is röntgenologisch onderzoek nodig. Op de foto’s zijn de vormen LPA en OCD het best waarneembaar. LPC is moeilijker te detecteren, omdat het botfragmentje zo klein is dat het wegvalt in de omliggende botstructuren van het ellebooggewricht. Dit is de reden dat de leeftijdgrens voor het maken van officiële ED foto’s bij Zwitserse Witte Herders vanaf 18 maanden is zodat met grotere zekerheid de diagnose betreffende LPC kan worden gesteld aan de hand van de al dan niet gevormde arthrose.

Behandeling
Zoals altijd geldt dat voorkomen beter is dan genezen. Voorkom een te grote voedselopname bij de jonge hond. Vermijd toevoegingen in de vorm van supplementen, kalk, mineralen, vitaminen.
Bij geconstateerde ED is het soms noodzakelijk om operatief in te grijpen om de losse botdeeltjes te verwijderen. De medische behandeling houdt in:
* het verminderen van teveel inspanningen en het voorkomen van oefeningen waarbij de hond veelvuldig op de voorhand belandt. Zwemmen is een goed alternatief om de hond onbelaste beweging te geven.
* het verminderen van overgewicht – vermageren – indien nodig. Het aan de schrale kant houden van de hond.
* het voorkomen van te snelle groei door een aangepast dieet, vooral voedingssupplementen zijn uit den boze.
* soms is het gebruik van pijnstillers nodig.
Honden zonder symptomen hebben geen behandeling nodig.

Tot slot:
Samenvatting Centennial Conference Dutch Kennel Club, 2 juli 2002.
Prof. Dr. H.A.W. Hazewinkel. Faculteit der Diergeneeskunde, Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Universiteit Utrecht

HD en ED zijn beide stoornissen in de ontwikkeling van het snelgroeiende skelet, die samengaan met veel lijden voor de aangetaste honden en hun eigenaars. In risicorassen treden HD en ED veelvuldiger en in ernstiger mate op bij honden die worden grootgebracht op voer met een hoog vitamine- of mineralengehalte, op voer verrijkt met mineraal- of vitaminesupplementen, of wanneer het voedselaanbod onbeperkt is. Anderzijds kan een verlaagde inname van calcium (optimaal is 0,8-1,0% Ca/droge stof) en beperkte energieopname het optreden van HD en ED onderdrukken. De wijze van vererving, de lage erfelijkheidsgraad en de grote invloed van milieuomstandigheden (vooral dagelijkse voeding) op het optreden van HD en ED in genotypisch aangetaste dieren kunnen de redenen zijn dat fokdieren waarvan werd aangenomen dat zij vrij waren van HD en ED toch lijders onder hun nakomelingen hebben. DNA-testen dienen het toekomstige doel voor internationale kennelclubs en rasverenigingen te zijn. Nauwgezet en consequent testen van fokdieren en hun naaste verwanten en heldere internationale certificering van heup- en elleboogstatus zijn de belangrijkste punten voor de hedendaagse kynologie om verspreiding van de genen gerelateerd aan HD en ED binnen de risicorassen en daarmee het optreden van deze invaliderende stoornissen, tegen te gaan.